[Als je liever luistert naar dit artikel, klik dan HIER]

goeie intenties
een vriendelijke hulpverlener
die goed luistert en empathisch is
die zich niet boven de ander plaatst
die uit is op verbinding
die authentiek aanwezig wil zijn
die zich niet beschouwt als beter of meer

Dit is allemaal heel goed,
maar het sluit niet uit dat er een machtsverschil speelt.

Machtsverschil door wat?

De ene zit in de cliëntenstoel, de andere in de hulpverlenersstoel.
De ene wordt geacht persoonlijke vragen te beantwoorden, de andere niet.
De ene is ‘chez soi’, de ander ‘op visite’.
Misschien komen er nóg factoren bij zoals verschillen in diploma, klasse, aantrekkelijkheid, zelfvertrouwen, taalgebruik, geslacht, leeftijd …

Wat wordt onderdrukt?

Een machtsverschil kan het vermogen van de cliënt onderdrukken om te voelen en te denken wat die zou voelen en denken als het machtsverschil niet speelde.

Concreet (1)

Als je deze verschillen goed wil proberen te beheren, accepteer dan dat ze er zijn.

Ik kopieer een stukje uit een vorig artikel om te staven dat we onszelf daartoe moeten dwingen, want we zijn op dit vlak blind of minstens slechtziend:

Er zijn experimenten gedaan rond machtsverschillen. In een ervan wordt het monopolyspel gemanipuleerd.
 In de ‘Rigged Monopoly Game’ experimenten krijgt 1 deelnemer een aantal voordelen tegenover de ander: dubbel zoveel startgeld en 2 dobbelstenen (terwijl de ander de helft krijgt en slechts 1 dobbelsteen).
Wat gebeurt er?

  • De bevoordeligde wint (in de overgrote meerderheid van de spelletjes).
  • De bevoordeligde spelers schrijven hun winnen toe aan hun vaardigheden, ze zitten meer rechtop dan de andere en ze verplaatsen hun pionnen luidruchtiger dan hun benadeelde tegenspelers.
  • De benadeelde spelers gaan zich steeds kleiner en stiller opstellen en schrijven hun verlies toe aan het feit dat ze niet goed gespeeld hebben.

De correcte verklaring voor winnen/verliezen ligt natuurlijk in de ongelijke condities, maar deelnemers beleven dit niet zo.
 De invloed van de ongelijke condities manifesteert zich in de hoogst intieme ervaring van hun (meer- of minder-)waardigheid.

Dus: stel jezelf een vraag als:

  • De ideeën en voorkeuren en de agenda die ik aan het uiten ben, rechtstreeks of onrechtstreeks, is het denkbaar dat de cliënt het er niet (helemaal) mee eens is of daar bedenkingen of vragen bij heeft, maar dat niet goed kan/durft uiten?
  • Hoe makkelijk maak ik het voor de cliënt om goed waar te nemen bij zichzelf hoe die staat tegenover mijn ideeën, voorkeuren en agenda?
  • Hoe makkelijk of moeilijk is het nu voor de cliënt om bezwaren te uiten?
  • Hoe makkelijk of moeilijk zou ik het hebben mocht de cliënt mijn ideeën of voorkeuren afwijzen?

Concreet (2)

Als je beseft dat dit speelt, dán kan je stappen zetten om het onderdrukkend effect van het machtsverschil te verminderen.
Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn. Je kan bijvoorbeeld dingen zeggen/vragen als:

Ik heb een idee dat ik wil bespreken met jou. Ik ga dat dadelijk uit de doeken doen. Wanneer ik het uitleg, wil ik dat je goed let op wat er bij jou gebeurt. Let op gevoelens, lichamelijke reacties, gedachten die opkomen. Oké?

Je legt je ‘briljante’ idee of kijk uit en vervolgens vraag je iets à la:

Oké, dat was mijn idee/kijk. Ik ben nieuwsgierig naar de reacties die je bij jezelf opgemerkt hebt toen ik dit aan het vertellen was. Wat heb je opgemerkt?

Vervolgens luister je aandachtig en sensitief naar mogelijke nee-signalen.
Je onderzoekt de legitieme gronden (ervaringen, angsten, andere redelijkheden, behoeften,…) van waaruit die komen en helpt die ook als legitieme gronden in verhaal te brengen.

Aha, ik denk dat ik iets snap. Ik vertelde [X] maar jij dacht [Y] want jij hebt meegemaakt dat [Z].

Daar ga je verder mee.

Concreet (3)

Vaak besef ik pas achteraf dat ik een beetje te veel dit of te weinig dat gedaan heb. Stel dat je pas na het gesprek doorhebt je dat je wel erg in de overtuigingsstand zat.
Je kan daar in het volgende gesprek op terugkomen (of in een mailtje):

Ik heb achteraf nog nagedacht over ons gesprek. Ik heb jou nogal proberen overtuigen om […]. Ik ben je vergeten te vragen wat je dacht en voelde terwijl ik zo bezig was. Ik zou jou dat nu graag vragen. Misschien voelde jij wel bezwaren of bezwaartjes of dacht jij ‘daar heb ik eigenlijk niks mee’ of ‘dat zie ik mezelf niet doen’ of iets helemaal anders.

Concreet (4)

Of je vraagt:

Hoe makkelijk of moeilijk zou het voor jou zijn om te zeggen: ‘Ik ben het niet eens met jouw manier van denken’ of ‘ik zie mezelf dat niet doen’ of ‘ik snap eigenlijk niet goed wat je zegt of bedoelt’?

Als het antwoord is:

Moeilijk.

Dan kan je zeggen/vragen:

Ik waardeer jouw eerlijke antwoord. Ik denk dat het voor onze samenwerking een goede zaak zou zijn als je je vrij zou voelen om dergelijke gedachten en gevoelens te uiten.
Als ik je op bepaalde momenten zou vragen of je je ongemakkelijk hebt gevoeld toen ik iets zei of deed, zou je dan ‘ja’ kunnen antwoorden?

Of:

Ik geloof dat het jouw therapeutische proces kan verbeteren als je het me zegt wanneer je het niet eens bent met mij, of als je weinig zin voelt om iets te doen wat ik voorstel, of als je denkt dat je niet kunt doen wat ik vraag, zelfs al vind je het goed. Interesseert het jou om meer te horen over waarom ik dat geloof?

Of:

Wat zou ik kunnen doen om het jou makkelijker te maken om het jouwe te denken bij wat ik inbreng of zeg, en om me dat te zeggen? Heb je daar ideeën over?

Concreet (5)

Of je richt de schijnwerpers op de mogelijke invloed van de machtsfactoren.

Ik wil iets bespreken met jou. Jij komt naar mij omdat je hulp wil bij bepaalde kwesties. Ik ben psycholoog. Ik ben dus zogezegd de expert. Als ik spreek als expert, als ik bijvoorbeeld mijn kijk geef op iets of een voorstel doe, zou jou dat kunnen belemmeren om vrij te spreken?

Of:

Stel dat ik iemand zou zijn die net als jij opgegroeid is in…, wat zou ik dan beter begrijpen?

Of:

Ik ben een vrouw. Als ik een man was, zouden er dan dingen zijn die je makkelijker zou kunnen zeggen of doen?

Of:

Wij spreken elkaar hier, in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit is mijn bureau. Ik ben hier thuis, met mijn collega’s. Ik ga straks naar huis. Maar jij bent hier omdat je geen andere uitweg zag, jij bent niet in je vertrouwde omgeving, jij bent niet onder collega’s of vrienden. Wat zou jij makkelijker kunnen voelen, beseffen, zeggen als we met elkaar zouden spreken op een plek waar jij thuis bent, dicht bij jouw mensen of dieren?

Algemeen

De momenten dat cliënten agency uitoefenen in een relatie waar een machtsverschil speelt, hebben een therapeutisch gehalte om ‘u’ tegen te zeggen.

De achtergrond hiervan is de geschiedenis die ze achter de kiezen hebben met belangrijke relaties waarin ze afhankelijk waren van de ander.

Vriendelijke groeten,
Johan Van de Putte

PS De inspiratie voor dit denken over het erkennen en beheren van het machtsverschil in de therapeutische relatie vind ik bij Michael White & Johnella Bird.

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info