[Als je liever luistert naar dit artikel, klik dan HIER]
Dagboekschrijven ondersteunt me in mijn therapeutische praktijk.
Na een gesprek (waarvan mijn intentie was dat het helpend zou zijn) open ik soms/vaak mijn dagboek-app en ik schrijf na-ervaringen, -gedachten, -gevoelens, -neigingen op.
In het zog van en in de luwte na het gesprek,
vrijer t.a.v. de flow en dynamiek van het heen-en-weer en van wat op de voorgrond kwam,
geef ik taal aan wat nog geen taal gekregen heeft.
Dat kan gedachten opleveren die ik mijn gesprekspartner nog wil nasturen of die ik wil inbrengen in een volgend gesprek. Of die ik op de achtergrond aanwezig wil hebben bij een volgend gesprek.
Het kunnen ook inzichten zijn over het leven.
(De ervaringen van cliënten en de context waar die door bepaald zijn, raken steeds een existentiële dimensie: ze zeggen iets over ons bestaan als mens, onze kwetsbaarheden, onze struggles, wat gewoon moeilijk is voor mensen.)
Ik schrijf dan soms een inzicht op waarvan ik hoop dat het invloed gaat hebben op mijn doen en laten.

Een veilige plek voor een onveilige ervaring

Nog iets wat mijn dagboekpraktijk biedt, is een bepaalde, ultra-kostbare, soort veiligheid, nl. de veiligheid om woorden te geven aan wat ik aanvoel als:
  • dat heb ik niet goed gedaan
  • ik had beter …
  • gêne
  • schrik dat mijn reageren of spreken een negatief effect gehad heeft op mijn gesprekspartner
Die veiligheid ‘is’ er niet, die moet tot bestaan geschreven worden.
Het vertrekpunt is meestal een onprettig gevoel, gekoppeld aan een afkeurend oordeel, dat op zijn beurt gekoppeld is aan een aanvoelen van wat beter geweest was.
Dat is delicaat want pijnlijk.
Dit is de omgeving waarin afkeuring een nare gedaante kan aannemen.
Het is belangrijk om in deze omgeving wijs te navigeren.
Om te investeren in veiligheid.
Die ontstaat en groeit in de mate ik – al schrijvend – investeer in onderzoeken.
(Vergeef me de economische metafoor.)
Wat me helpt, is het linken van wat ik (niet) gedaan heb met factoren die er een rol in gespeeld hebben: iets dat ik opgepikt heb van de ander, een verlangen of angst bij mij, een patroon, een blikvernauwing, een haastigheid, een gevoel, …
Ik ‘luister’ daarbij ook naar echo’s uit mijn persoonlijke geschiedenis. Wat die aanvoeren, daar ben ik steeds blij om.
Ik link bijvoorbeeld het teveel ruimte innemen dat ik gedaan heb in het gesprek met
  • een me sterk aangesproken voelen door de pijnlijke ervaring van de cliënt en een ervaren behoefte om de ander te ‘redden’, of
  • een kinderlijke blijheid over een inzicht dat ik meende te krijgen over een of andere samenhang

De allerbeste bescherming tegen de pijn van falen

Het veld wordt veiliger, zelfs ondersteunend, in de mate ik gaandeweg beter begin te begrijpen waarom er gebeurd is wat er gebeurd is, waarom ik (niet) gedaan heb, wat ik (niet) gedaan heb, waarom ik me er over voel zoals ik me erover voel.
Op de achtergrond speelt hierbij de gedachte (en ervaring) dat – alvast voor mij – de allerbeste bescherming tegen de pijn van falen komt van: veel werk maken van proberen begrijpen:
  • Begrijpen van het falen in iets.
  • Begrijpen van de pijn van de ervaring.
  • Begrijpen van de intensiteit van de pijn.

Begrijpen is plezant (en geeft hoop)

Dit begrijpen, hoe partieel ook, is plezant.
Het is ook humus voor hoop: de hoop dat dit contextualiserend-schrijvend denken wel eens een verschil zou kunnen maken in volgende gesprekken.
(Indien niet, dan is het tijd voor een volgende beurt dagboekschrijven: altijd interessant!)
De hoop ook dat dit een betere weg is dan opgeven of zelf-kastijding of verdringen of er proberen niet aan te denken.

Nóg iets (dat je niet kan ‘vasthouden’)

Heel dit proces brengt nóg iets.
Het inzicht waar ik schrijvend in terechtkom, elke keer opnieuw, als een blij weerzien:
dat je als psychotherapeut nooit ‘goed’ kan worden, maar dat het zaak is om te blijven nieuwsgierig zijn en zo leren.
(En dat is plezant.)
Maar inzichten kan je niet vasthouden.
(Dat is een inzicht)
Ook dit inzicht niet.
Je raakt de voeling ermee kwijt.
(Ook al iets wat beïnvloed wordt door allerlei factoren.)
Eén zo’n factor is, denk ik, dat iets wat aanvoelt als falen, een afgrond-ervaring is: er kleeft iets vrije-val-achtig, schaamtevol, hopeloos, angstig aan.
Daar ketsen inzichten op af.
Dus steeds moet ik de beslissing nemen om deze weg te gaan, om een stap te zetten: iets schrijven.
Johan Van de Putte

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info