Egoblokjes

In onze huidige Westerse cultuur: hoe denken wij over mensen?
Over wie ze zijn?
Over hun identiteit?
Hoe denken wij over identiteit?
En welke reële gevolgen heeft dit voor ons?

We zeggen dat iemand kwaliteiten heeft.
Gebreken ook.
Sterktes en krachten.
Kwetsbaarheden.
Resources. Bronnen.
Tekorten.
Allergieën.
Psychologische noden.
Eigenschappen.

Die ‘dingen’ behoren tot het moderne identiteits-materiaal.
Dit zijn de legoblokjes van de identiteit.
Ego-blokjes.

Jij hebt de jouwe.
Jouw sterktes en zwaktes.
Jouw resources en tekorten.
En ik de mijne.

Zo voelen we dat aan.
Zo denken we.
Blijkbaar.
Alsof we atoompjes zijn met ‘eigenschappen‘, ‘kwaliteiten’, ‘krachten‘, ‘resources’, ‘kwetsbaarheden‘, ‘allergieën’, ‘tekorten’.

Een ontvolking van de identiteit

Dit zei Michael White in New York op 1 april 2007:

In de loop van de voorbije eeuw zien we een ontvolking van de identiteit.
Identiteit raakt ontvolkt.

En:

We zien de opkomst van het ingekapselde ‘zelf’ van de hedendaagse Westerse cultuur.
Zo wordt een hoogst individuele ervaring geproduceerd van wat het betekent om een persoon te zijn.

Wat hangt hier aan vast? Aan deze ontvolkte, hoogst-individuele vorm van identiteit?
Vanzelfsprekende idealen als zelf-standigheid, zelf-beheersing, zelf-ontplooiing, zelf-motivatie.

Zelf. Zelf. Zelf.

Dit heeft gevolgen.

We zien een toename in sociale isolatie.

… Ja … Is er dan een alternatief?

Ik werk met mensen die geen sterktes en resources hebben, en ook geen tekorten en kwetsbaarheden.

Huh? Hoezo?

Michael – zelf een Australiër – werkte met Australische inheemse groepen.
Wat wij zien als een uiting van krachten, kwetsbaarheden, resources, eigenschappen, … , daar spraken zij zo over:

’Dit heeft te maken met onze relatie met onze voorouders. Met onze relatie met de grond. Met de bomen’.

Wat wij linken met onze ego-blokjes, link(t)en zij met een nalatenschap.
Met verbondenheden.
Met het leven van anderen.
Met gedeelde intenties en doelen.

Vraag.

Kunnen wij als therapeut vermijden dat we zomaar meedoen met de mode van de egoblokjes-identiteit?
Zonder er erg in te hebben?

Kunnen we vermijden dat we bijdragen tot een ingekapselde, geïsoleerde ervaring van het zelf?
Is er een alternatief?
Een betere biotoop voor verbondenheid?
Een betere biotoop voor een verbonden ervaring van onszelf?
Zonder dat we Aboriginal moeten worden?

Kunnen we bijdragen tot een bevolkte ervaring van de identiteit?

Peter

Ken je Peter nog?
Uit een eerder artikel?
Die had zich een hele tijd slecht in zijn vel gevoeld.
Hij had stappen gezet.
Hij was 3 keer gaan rennen.
Hij had de zolderkamer onder handen genomen.
Hij had dat super gevonden.

Laten we eens een identiteitsvraag stellen:

Wat zegt het over Peter dat hij in staat geweest is om dit te doen?

Dat hij de kracht in zichzelf gevonden heeft om dit te doen?
Dat hij een innerlijke bron van daadkracht heeft kunnen aanboren?
Dat hij zijn veerkracht heeft kunnen mobiliseren?
Of zijn wilskracht?
Tegen zijn kwetsbaarheid voor passiviteit en depressiviteit in?

Niemand zou vreemd opkijken mocht ik zeggen:

‘Peter heeft de kracht in zichzelf gevonden om te beginnen met start-to-run’.

Ik zou perfect kunnen zeggen:

Peter, ik vind dit sterk van jou. Echt sterk. Hoed af.
Het getuigt van een grote veerkracht dat je in staat geweest bent om dit te doen, terwijl je je vorige week nog zo slecht en moedeloos en hopeloos voelde.

Dat is egoblokjes-denken.
We proberen het een keer anders.

Tante Rosa

Peter: Ik wil mijn leven oppakken, man. Je weet dat ik een vrouw en een gezinnetje wil. Ik weet niet of dat er van gaat komen. Maar één ding weet ik wel: ik moet in beweging komen. Letterlijk en figuurlijk (lacht).

Therapeut: Mag ik iets vragen over dat in beweging komen, Peter? Is dat een inzicht, of een besef of hoe zou je dat noemen?

Peter: De twee. Een inzicht. Een besef. Het gaat niet vanzelf komen. Ik moet timmeren aan de weg.

Therapeut: Is dat een recent inzicht?

Peter: Recent? Nee … niet echt … het voelt niet recent aan. Ik weet dat al lang, denk ik … Maar nu … Nu doe ik er iets mee, weet je?

Therapeut: Oké. Dus dit inzicht – dat je in beweging moet komen – is er al even?

Peter: Ja hoor.

Therapeut: Heb jij enig idee wanneer dit inzicht over in beweging moeten komen in je leven gekomen is?

Peter: Tja … wanneer … Weet je, misschien is het vooral in beweging kúnnen komen. Het idee dat dat kán. Misschien gaat het vooral daarover. Ik zat de voorbije maanden echt vast. Alles voelde muurvast aan.

Therapeut: In beweging kúnnen komen. Dus je zit in een situatie die muurvast aanvoelt … En dan pop-up-t het besef ‘ik kan misschien tóch in beweging komen’ …

Peter: Zo is het. Gek toch. Niet?

Therapeut: Peter, ik zit aan een vraag te denken. Misschien kan je er niks mee. Maar ik ga ze toch stellen. We zien wel.

Peter: Shoot.

Therapeut: Dat idee of besef of inzicht dat je misschien toch in beweging kan komen, hoewel je je voelt vastzitten … Waar komt dat vandaan? Hoe is dat in jouw systeem terechtgekomen?

Peter: Tja … Goeie vraag …

Therapeut: Als je zou moeten denken aan een persoon of figuur uit jouw leven die daar misschien voor iets tussen zit, dat je dat opgepikt hebt … aan wie denk je dan … misschien?

Peter: Da’s gek.

Therapeut: Wat?

Peter: Zo gek. Ik moet denken aan iemand waar ik in geen jaren aan gedacht heb … Mijn tante Rosa … Maar ik weet niet waarom. Ik zie eigenlijk geen enkele link met … Tenzij … Nee. Ik weet het niet.

Therapeut: Wil je me wat vertellen over jouw tante Rosa?

Peter: Bwa ja. Geen probleem. Mijn tante Rosa was een speciale madam. Een zus van mijn oma langs moeders kant. Zij had een soort dierenwinkel met vissen. Het stond daar vol aquaria. Er liepen katten rond, van die Perzische. En soms verkocht ze wandelende takken. Dat vond ik de max. Als kind. Elke zaterdagavond laat gingen we daar mijn oma oppikken. En dan liep ik rond tussen die aquaria en katten.

Therapeut: En je tante Rosa: wat voor iemand was dat? Hoe zag ze eruit? Hoe deed ze?

Peter: Zoals ik al zei: een speciale madam. Een kleine, stevige, joviale, Antwerpse madam. Ze sprak plat Antwerps. Klanten sprak ze aan met ‘schat’. Ze had een diepe, rauwe stem. Ze rookte de hele tijd. In mijn herinnering had ze altijd een goed humeur. Levenslustig. Zo heb ik ze in mijn hoofd. Al heb ik haar ook doodziek geweten … Longkanker. Zij was de eerste dode persoon die ik gezien heb. Maar toch: ik heb fijne herinneringen aan haar.

Therapeut: Tante Rosa dus. De stevige, joviale madam die ‘schat’ zegt tegen de klanten (lacht). Met de vissen en de katten en de wandelende takken.

Peter: Yep.

Therapeut: Je had het daarstraks over het besef van tóch in beweging te kunnen komen. Toen ik je vroeg wie daar misschien voor iets tussen zit – dat je dat besef opgepikt hebt – kwam jouw tante Rosa bij je op. Is er een link, denk je?

Peter: … Ik weet het niet … Weet je, tante Rosa, ik denk dat die een moeilijk leven gehad heeft. Dat heb ik opgepikt. Met de oorlog… Was zij gescheiden? Of had haar man zelfmoord gepleegd? Of er was iets met haar zoon … Daar werd niet over gepraat maar ik heb zeker opgepikt dat zij serieuze dingen meegemaakt heeft. Mijn oma ook, die heeft tijdens de oorlog in Duitsland in een werkkamp geleefd met haar gezin. Ze is daar bijna gestorven. En die 2 vrouwen, die vonden elkaar op zaterdagavond. En die amuseerden zich. Soms met nog een derde zus, mijn tante Leen. Die haar man had in een concentratiekamp gezeten en had na de oorlog zelfmoord gepleegd … Ik weet ook totaal niet hoe dat gegaan is met die dierenwinkel. Hoe is tante Rosa daarmee begonnen? Daar moet je ballen voor hebben, toch?

Therapeut: … Ja … Wacht, ik ben het nog even aan het opschrijven … Dus 3 vrouwen die het een en het ander meegemaakt hebben. Moeilijke, harde toestanden. En denk je dat er een link is tussen jouw ervaringen met je tante Rosa of de 3 zussen en het besef van in beweging te kunnen komen?

Peter: Misschien is dit 100% fantasie maar nu denk ik: tante Rosa was een stevige, levenslustige madam. Ondanks al de shit. En dat was daar zo’n beetje een web: met die 3 vrouwen die daar samen kwamen, met al hun humor. En met heel hun geschiedenis. (Schiet vol. Stil.)

Therapeut: (Stil) … Kan je misschien wat woorden geven aan die tranen?

Peter: … Het is gek … Wat ik nu voel … Alsof tante Rosa in haar gewone manier van doen, op zijn tante-Rosa’s, iets doorgegeven heeft aan dat kleine manneke dat ik was. Zonder woorden. Kan dat?

Therapeut: Wat denk jij?

Peter: Het maakt eigenlijk niet uit. Ik voel me nu gewoon ontroerd en warm. En dankbaar. En tante Rosa voelt dicht bij. Wow. Da’s niet niks. ‘Hey, tante Rosa, alles kits’? (lacht)

Therapeut: Wat heeft ze doorgegeven aan dat kleine manneke?

Peter: Iets van: ‘Wa voor shit ge ook tegenkomt, ge kunt sterk zijn en dingen aanpakken en u niet laten doen door ’t leven’. Zoiets. En nog lachen ook.

Een be-tante-Rosa-de identiteit

Dit besef.
Dat hij misschien wel in beweging kàn komen.
Dat er toe bijgedragen heeft dat hij belangrijke stappen gezet heeft.
Wiens besef is dit?
Van Peter?
Van tante Rosa?
Van dat web van 3 zussen?
Wie is de eigenaar?

Die ervaring die hij nu heeft van tante Rosa.
Hij voelt haar dicht bij.
Waar is tante Rosa?
Waar is Peter?

Wat gebeurt hier met de ervaring die Peter van zichzelf heeft?

Zijn ervaring van zichzelf en van zijn leven raakt meer be-Rosa-d.
Er gaat een meer verbonden identiteitservaring spelen.
Verbonden met tante Rosa in iets dat ertoe doet.

Dit vindt plaats in een proces waar bepaalde vragen een rol spelen.
Vragen naar de bijdrage van anderen in de geschiedenis van een besef.

Dit kan een verschil maken.
Niet enkel in hoe alleen of verbonden Peter zichzelf ervaart.
Ook in actiemogelijkheden.

… en actiemogelijkheden

Therapeut: Peter, hoe loopt dit gesprek voor jou?

Peter: Gek, man. Maar wel goed. Dat ook.

Therapeut: Waarom vind je het goed?

Peter: Het voelt gewoon lekker om tante Rosa zo dicht te voelen.

Therapeut: Peter, als jij je tante Rosa de volgende weken dicht bij je zou kunnen houden: wat zou dat geven?

Peter: Dat mag.

Therapeut: Waarom? Wat voor verschil zou dat kunnen geven?

Peter: Ja, weet je, misschien helpt me dat wel om vol te houden.

Therapeut: Volhouden?

Peter: Wat ik nu begonnen ben. De start-to-run. Dingen doen. Echt weer dingen doen. Ik wil dat dat doorgaat.

Therapeut: Op welke momenten of plekken zou het helpen om je tante Rosa bij je te voelen? Op welke momenten of plekken zou jou dat ondersteunen om iets te doen? Van die dingen die je weer wil doen.

Peter: Ik denk eraan – maar ik weet niet of ik daar nu al aan toe ben – om contact te nemen met Bert. Da’s een vroegere vriend van me. Wij hebben veel plezier gemaakt. Maar we hebben elkaar uit het oog verloren. Vooral door mij. Ik schaamde me. Ik wou hem niet onder ogen komen.

Therapeut: Moest je contact nemen met Bert: wat voor stap zou dat zijn?

Peter: Mijn leven oppakken. Dat zou het zijn. Uit dat gat kruipen waar ik me de voorbije jaren in verstopt heb. Terug mensen onder ogen komen.

Therapeut: En je tante Rosa …

Peter: Zij heeft waarschijnlijk ook veel moeilijke stappen moeten zetten in haar leven. Ik ken daar geen details van maar ik ben er zeker van.

Therapeut: En als je haar dicht bij je zou kunnen houden, dan …

Peter: Doe ik misschien wel dat telefoontje.

Therapeut: Je zei dat je niet wist of je daar nu al aan toe …

Peter: Weet je, ik beloof niks, helemaal niks, maar wie weet doe ik het straks …

Een her-bevolking van de identiteit: vragen

Wanneer je ingaat op van die identiteits-‘dingen’ als:

  • een vaardigheid,
  • een kwaliteit,
  • een inzicht,
  • een intentie,
  • een waarde,
  • een verlangen,
  • een hoop,
  • een droom,
  • een ethische voorkeur,

dan kan je je gesprekspartner (cliënt) hierover op verhaal laten komen.

Dit maakt het makkelijker voor haar/hem om ideeën te krijgen voor acties die hierbij passen.

Dat is deze regel:

Hoe meer je gesprekspartner kan praten over wat belangrijk is voor hem, hoe makkelijker het voor hem wordt om stappen te zetten die er bij passen.

Als je vragen stelt over hoe anderen hierin bijgedragen hebben, dan worden deze verhalen bevolkt.
Dan raken deze ‘dingen’ verbonden met anderen.
En dan raakt de ervaring van de identiteit verbonden en bevolkt.

Dit verrijkt de verhalen.
En het faciliteert nog meer ideeën voor acties.

Dat is deze regel:

Hoe meer en hoe rijker je gesprekspartner kan praten over wat belangrijk is voor hem, hoe makkelijker het voor hem wordt om stappen te zetten die er bij passen.

Als je wil, kan je 2 documenten downloaden met vragen die kunnen bijdragen tot een meer bevolkte ervaring van:

Ze zijn geconstrueerd als spiekbriefje voor een oefengesprek (in het kader van een workshop).

Misschien vind je er inspiratie in om een extra laag te brengen in je therapeutische gesprekken.

Johan Van de Putte

PS Ik heb een eerste gespreksgids in de aanbieding: je kan hem hier kopen (en dan krijg je een download-link).
 

 

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info