(Waarschuwing: het eerste deel heeft een hoog ironiegehalte)
Hoe pak je het aan als je je als psycholoog/psychiater/psychiatrisch verpleegkundige/maatschappelijk werker/… snel als een professional wil gaan voelen en een bepaald soort aanzien wil winnen bij je collega’s in de GGZ? Enkele tips:
- Doe veralgemenende uitspraken:
- zeg niet: ‘Soms wordt meneer X benomen door een grote angst voor …’
- maar zeg: ‘Meneer X heeft een angstproblematiek’,
- zeg niet: ‘Soms wordt meneer X benomen door een grote angst voor …’
- Beheers en spreek vlot en vaak de taal van de ‘psychopathologie’,
- Als er ook maar iets zit in het verhaal van de persoon die hulp zoekt waar een psychopathologisch woord kan op passen: zeggen! Als je niet helemaal zeker bent, zeg dan dat het (maar) een ‘hypothese’ is.
- zeg niet: ‘Mevrouw hoort soms haar overleden vader zeggen: ‘ik mis je”
- maar zeg: ‘Mevrouw is psychotisch’.
- zeg niet: ‘Sinds hun zoon een einde aan zijn leven gemaakt heeft, hebben ze het gevoel dat hun leven kapot is’,
- maar zeg: ‘Er is sprake van én PTSS én majeure depressie (met oa anhedonie, insomnia, suïcidaliteit).’
- Spreek over mensen in de cliëntpositie alsof
- je spreekt over iets waar je veel over weet, als over een object waar je vrijuit over kan en mag spreken,
- je het hebt over een ander soort mensen dan de soort waar hulpverleners toe behoren.
- Erg overtuigd spreken wil ook wel eens werken (collega’s gaan je niet durven tegenspreken omdat ze bang zijn om als incompetent of naïef gezien te worden):
- bv ‘Zij is een echte borderline’.
- bv ’24 Karaat autisme’!
- Geloof dat wat je zegt waar is:
- Denk: ‘Het klinkt wetenschappelijk, dus het zal wel waar zijn’.
- Denk: ‘Collega’s zullen mijn stelling/hypothese bevestigen. En dat bewijst dat ik gelijk heb.’
De kans is reëel dat mensen in de cliëntpositie hier ook onder de indruk van zijn.
Ze zullen je misschien geloven of je alvast niet tegenspreken, zelfs al schieten ze niks op met wat vervolgens doorgaat voor ‘begeleiding’ of ‘behandeling’.
Of ze geloven je niet en vinden het maar flauwekul maar ze kunnen dat niet zeggen in ‘professionele taal’ en dan kan jij je nog altijd een professional voelen (tip: denk dat ze ‘weerstand hebben’).
- Beschrijf wat je doet/zegt/probeert om mensen te helpen in algemene en ook weer professioneel klinkende en wat algemene termen (collega’s gaan je niet vragen wat je heel concreet gezegd en geprobeerd en gedaan hebt):
- zeg niet: ‘Ik heb hem gezegd dat hij moet proberen om niet toe te geven aan die neiging’,
- maar zeg: ‘Ik heb hem psycho-educatie gegeven en heb responspreventie uitgelegd’.
- Gebruik ‘professional speak’ tov mensen in de cliëntpositie: dat voedt je gevoel van professionele identiteit.
- Spreek bv over ‘sociale vaardigheden’ tegen mensen die die term nog nooit in de mond genomen hebben.
- Introduceer ‘emotieregulatievaardigheden’ en leg dan uit wat je bedoelt. Dat voelt professioneel.
Alle gekheid op een stokje: dit meen ik natuurlijk niet. Maar er bestaan contexten waar de regels van hierboven wél (enigszins) werken… Of niet? En hoe inperkend werkt dat niet voor alle betrokkenen: hulpverleners en hulpvragers?
Je gewaardeerd weten/voelen in de gemeenschap van andere professionals is een belangrijke kwestie, één waar je nooit ongevoelig kan voor worden want als je je niet gewaardeerd weet/voelt in de ogen van je collega’s ga je
- je niet zo vrij kunnen/durven uitdrukken,
- niet zo goed meer weten wat je weet,
- moeilijker serieus kunnen nemen wat je voelt/denkt,
- kleiner zijn dan je bent,
- kwetsbaarder zijn voor het gevoel te falen als hulpverlener én ook als mens.
Belangrijk is dus: in de concrete context waar je werkt,
- hoe moet je je gedragen?
- welke taal moet je spreken (wat voor woorden en zinnen gebruikt men)?
- met welke trends moet je mee zijn?
- welke vanzelfsprekendheden mag je (niet) in vraag stellen?
- kortom: welke onuitgesproken maar reële code is er voor ‘de (gewichtige) professional’?
Heerlijk is het als je in een context werkt waar professioneel hulpverlenerschap oa betekent
- voorzichtig, tentatief spreken over mensen in de cliëntpositie, vanuit een besef van de beperktheid van je eigen luisteren, meevoelen, weten, denken, levenservaring,
- de taal en ideeën en oordelen van mensen in de cliëntpositie een centrale plek geven,
- de eigen fantasie ook fantasie noemen,
- beseffen dat wat het statuut van ‘professionele kennis’ en ‘procedure’ en ‘inzicht’ heeft eigenlijk gewoon ideeën en praktijken zijn die misschien zinnig zouden kunnen zijn voor de persoon in de cliëntpositie,
- leren van mensen in de cliëntpositie,
- dat je als collega’s elkaar ondersteunt door transparant te zijn over hoe je probeert een professional te zijn,
- dat je transparant bent tov mensen in de cliëntpositie over dingen die je denkt (en waarom) en over wat je hoopt en geleerd hebt en leert en nog een hoop dingen waardoor ze er het hunne kunnen tegenover plaatsen en iets doen met wat hen aanspreekt.
Hier speelt een niet-hoog-van-de-toren-blazen-professionalisme.
Een terecht-bescheiden vorm van professionalisme en collegialiteit.
Eén die ruimte geeft om samen met alle betrokkenen op weg te gaan. De koppen bij elkaar te leggen met de intentie en de hoop dat dit iets kan betekenen voor mensen in de cliëntpositie en hun naasten. Hier kan je als hulpverlener ‘scoren’ in de ogen van je collega’s door terecht-bescheiden om te gaan met je positie, je kennen/kunnen, je ervaringen, je hoop, je ervaringen.
Johan Van de Putte
PS Ik denk – eerlijk gezegd – dat er een grote sociale druk speelt rond hoe je vorm geeft aan je hulpverlenerschap. Een die ook echt in verdrukking kan brengen wat je zou willen brengen in je werk. Over dit soort sociale druk heb ik meer geschreven in ‘Over masturberen, sociale vlotheid, falen, macht en collaboratie‘.
Nieuwsbrief
Een mailtje na een nieuw artikel?