Enkele weken geleden zag ik ‘Les glaneurs et la glaneuse’, een documentaire van Agnès Varda, een Frans-Belgische filmregisseur. Niks spectaculair, niks spannend, niks flashy, een beetje oubollig. En toch. Hoe vaak ik er al aan terug gedacht heb. Hoe vaak ik aan dat woord ‘glaner’ gedacht heb.
Wie verschijnt er in de documentaire? Mensen die fruit plukken na de (officiële) oogst, strandjutters, iemand die groenten en fruit opraapt dat op de markt achtergelaten is, mensen die achtergelaten spullen op straat meepakken, een kok die zijn ingrediënten gaat plukken en rapen, …
Een paar keer verschijnt het schilderij ‘Des glaneuses (Arenleessters)’van Jean François Millet. Ik heb het begrip ‘arenlezen’ opgezocht:
“Een arenlezer is iemand die achter de korenmaaiers, in de tijd dat er nog met de zeis werd geoogst, aanliep en de aren (halmen) die waren gevallen alsnog meenam. Lezen is een verouderd woord voor verzamelen, zoeken. De arenlezer was in dienst bij de landeigenaar. Arenlezen werd door minderjarigen gedaan, of door oude mensen (meestal vrouwen), die geen krachtig werk meer konden leveren.”
‘Glaner’ betekent ook sprokkelen.
De documentaire heeft een snaar geraakt. Al die verhalen die over iets heel anders gaan dan mechanische, gladde efficiëntie of productiviteit. Verhalen over mensen die zich betrekken op ‘afval’ (figuurlijk en soms letterlijk), en die weergegeven worden in hun waardigheid.
Ik denk dat ik de film ervaren heb als bevrijdend: bevrijdend van de impact van al dat gestuw in de richting van productiviteit en succes (versus falen) en ‘nieuw’ en ‘de 5 tips voor dit’ en ‘de 8 tekenen van dat’ en ‘snel’ en ‘like’…
En de film heeft me de ogen geopend voor de waarde van sprokkelen: oog hebben voor dingetjes en ervaringen in de marge. Waar je oog kan op vallen. Die je in het oog kunnen springen. Voor de toevallige vondst. Voor hetgeen achtergelaten wordt, beschouwd als ondermaats (te klein, te dit, te dat).
Een associatie die ik er vandaag ook nog bij had (die me ook in het oog sprong): dat dit sprokkelen ook een deel is van narratief geïnspireerde gesprekken. In die gesprekken ben ik ook strandjutter of arenlezer, uit op sprankels die over het hoofd gezien worden. En die daar heel veel geluk uit kan puren.
Johan (17 september ’14)
Nieuwsbrief
Een mailtje na een nieuw artikel?
Dag Johan, wist niet dat jij een blog had. De mooiste film van heel mijn leven die ik gezien heb is van de in Brussel – dus ook een beetje Belgisch – geboren regiseusse Agnes Varda: Sans toit ni loi. Benieuwd wat jij er van zou vinden (film uit 1985).
In mijn dialect is er een uitdrukking “hij/zij – maar meestal hij – is gaan zanten”. Overdrachtelijk betekende dit zoiets als hij muist er van onder om iets ter sluiks te doen, er de kantjes af te lopen. Maar eigenlijk betekende het: de kleine patatjes oprapen die achterbleven als de boer zijn patattenveld gerooid had. Vond dit altijd al een mooie uitdrukking, en de bezigheid stond mij wel aan.
Heb je die docu? Dan kunnen we ruilen. Een aanwinst voor mijn col-lectie = bijeen-gelezen voorwerpen/ideeën.