Woensdag was mijn werkdag bijzonder begonnen.
Met een bijeenkomst met iemand (cliënt), een familielid en hulpverleners van een psychiatrisch ziekenhuis.
Bijzonder was hoeveel ruimte de mensen elkaar gaven om uit te drukken wat ze wilden en konden uitdrukken. Zonder haast.
Dat het zo liep was geen toeval.
De hulpverleners die rond rond de tafel zaten, hadden ook wel op een bijeenkomst gehoopt zoals in de open-dialoog benadering.

De open-dialoog benadering van eerste psychose houdt verschillende dingen in.
Een ervan is het faciliteren van een bijzonder soort gesprek.
Een gesprek waar niet enkel de persoon met de psychotische ervaringen aan deelneemt maar ook andere betrokkenen, zoals gezinsleden, familieleden en wie ook betrokken is.
Een gesprek met meer dan 1 hulpverlener.
Een gesprek bij de betrokkenen.
Een gesprek dat veelstemmigheid bevordert.
Waar de betrokkenen veel ruimte krijgen om uit te drukken wat hen op dat moment op het hart ligt, wat ze op dat moment willen en kunnen uitdrukken.

Opdat zo een vruchtbare bodem gevormd wordt.
Zodat taal ontstaat om uit te drukken waar nog geen taal voor bestaat.
Zodat samen beslissingen genomen kunnen worden die zinvol zijn (voor de betrokkenen en voor de situatie).

(De peetvader van de open-dialoog benadering is Jaako Seikkula. Over hem en deze benadering kan je hier meer terugvinden. Hij schreef oa ‘Dialogical Meetings in Social Networks‘ en ‘Open Dialogues and Anticipations‘.)

Een van de vele aspecten van zo’n bijzonder, – ’dialogaal’ zullen we het maar noemen – gesprek, is dat de betrokken hulpverleners soms met elkaar praten terwijl de anderen daar getuige van zijn.
Zij gaan dan met elkaar impressies, gedachten, ervaringen uitwisselen naar aanleiding van het gesprek tot op dat moment.
Zij kijken elkaar daarbij aan, ook wanneer zij het hebben over bepaalde betrokkenen die er erbij zitten.
Zij spreken tegen elkaar.

Dit spreken van hulpverleners over de mensen in de cliëntpositie terwijl die daar naar kunnen luisteren: dit is een ongewone praktijk. Meestal spreken hulpverleners over mensen in de cliëntpositie zonder dat die daar getuige van zijn.

Deze praktijk gaat terug op iets dat de Noorse therapeut Tom Andersen deed. (Hier vind je meer over Tom Andersen)
Die had dan bijvoorbeeld een gesprek met een gezin terwijl andere therapeuten getuige waren van dat gesprek (bv achter de spiegel) en vervolgens liet hij die therapeuten met elkaar uitwisselen over hun ervaring van dat gesprek terwijl het gezin getuige was van deze uitwisseling.
‘Reflecting-team work’ is dat gaan heten.

Reflecteren: not-todo’s

Woensdag dus.
Gestart met die bijzondere bijeenkomst.
Later die dag heb ik nog 7 uur op de trein gezeten, op weg naar Utrecht. Daar ging ik een workshop geven: ‘Extra ogen in therapie: getuigenpraktijken’.
Over een heel bijzondere therapeutische methode.
Eén waar ook gereflecteerd wordt op het gesprek terwijl de mensen in de cliëntpositie daar naar luisteren.

Michael White – de Australische ‘social worker’ en vader van de narratieve therapie – was een fervent voorstander van het creëren van een reflectie-forum in therapeutische gesprekken.

Opdat de verhalen die mensen verteld hadden konden her-verteld worden op een manier die erkennend en validerend is, en die stimuleert om het eigen verhaal nog verder te ontwikkelen.

Met getuigen van een gesprek tussen therapeut en een persoon of een gezin of een koppel.
En vervolgens een gesprek met de getuigen waar de mensen in de cliëntpositie dan weer getuige van zijn.
En dan terug een gesprek met de mensen in de cliëntpositie.
Die getuigen, dat konden therapeuten zijn maar ook ‘gewone mensen.’

De laatste jaren van zijn leven benadrukte hij dat hij geen therapeutische methodiek kende die krachtiger was.

Outsider-witness practices’ is dat gaan heten.

Voor dit artikel wil ik enkel inzoomen op de volgende vragen:

Wanneer kan zo’n reflecteren de verhaalvorming verstoren?
Hoe kunnen we zo reflecteren dat de verhaalvorming van de betrokkenen ook echt ondersteund wordt?

Michael White was heel nadrukkelijk geen voorstander van reflecteren in de vorm van:

  • bevestiging geven,
  • schouderklopjes geven,
  • positieve kanten benadrukken,
  • op sterke punten wijzen,
  • morele oordelen geven of
  • het leven van mensen beoordelen volgens culturele normen (of deze oordelen en evaluaties nu positief of negatief zijn),
  • het leven van andere mensen interpreteren en er hypotheses over formuleren,
  • interventies doen met het doel om andermans problemen op te lossen,
  • advies geven
  • morele verhalen of preken afsteken,
  • de gebeurtenissen uit het leven van mensen in een ander kader plaatsen,
  • alternatieve verhalen aan mensen opleggen,
  • proberen mensen te helpen met hun problemen of
  • bezorgdheid uitspreken om het leven van anderen.

Waarom niet?
Omdat dit soort reflecties volgens hem niet veel bij bijdragen tot een rijke verhaalontwikkeling.
Ze kunnen die zelfs ondermijnen.
Hij vond dat ze vaak een oordelend karakter hebben, en dit in de context van een ongelijke machtsverhouding:

‘Iemand een schouderklopje geven betekent bijvoorbeeld dat die persoon het goed heeft gedaan volgens een bepaalde maatstaf en dat de toehoorder een positie inneemt die het voor hem legitiem maakt zo’n oordeel te vellen. De therapeutische context is niet dezelfde als die van het dagelijks leven. In deze context kunnen mensen zich al snel betutteld voelen door reacties als schouderklopjes. Of ze kunnen het gevoel krijgen dat de toehoorders hun situatie of hun problemen niet begrijpen of bagatelliseren, dat ze niet oprecht zijn of dat ze hen belachelijk maken. Omdat er in de therapeutische context sprake is van een machtsverhouding, zullen dergelijke ervaringen leiden tot een gevoel van vervreemding (…)’

Reflecteren: to-do’s

Als mensen die getuige geweest zijn van een stuk gesprek gaan reflecteren met elkaar over dat gesprek: wat voor soort reflecties vond Michael White dan wel ondersteunend?
Ondersteunend voor de verhaalontwikkeling van de betrokkenen?

Hij geloofde het meest in een reflecteren dat belichaamd en persoonlijk is (versus een onpersoonlijk reflecteren). Een reflecteren dat de betrokkenen de ervaring geeft dat hun verhalen ook echt aangekomen zijn.

Hij onderscheidde 4 soorten reflecties:

1. Je kan spreken over de uitingen die je opgevallen zijn. Welke woorden, uitdrukkingen, zinsneden, manier van uitdrukken je getroffen hebben of een snaar bij je geraakt hebben. Deze vragen kunnen we dus aan onszelf of onze collega’s stellen:

– Wat is je (speciaal) opgevallen?

– Wat trok je aandacht?

– Wat raakte een snaar bij je?

2. Je kan iets zeggen over beelden of metaforen die bij je opkomen of opgekomen zijn en wat die jou doen denken of fantaseren over wat belangrijk is voor de betrokken personen: over waar ze waarde aan geven in het leven. Of over waar ze van dromen of op hopen.

– Welke beelden kreeg je daarbij?

– Wat deden deze verhalen je denken over (wat belangrijk is voor) …?

3. Je kan iets zeggen over herinneringen uit je leven of werk die wakker werden. Welke ervaringen uit jouw leven of werk zitten er voor iets tussen dat bepaalde dingen je geraakt hebben?

– Welke herinneringen uit je eigen leven werden wakker?

4. Je kan iets zeggen over hoe je bewogen bent tijdens het luisteren en spreken. Als je luistert naar echte verhalen dan raakt dat je op één of andere manier. Je wordt er op één of andere manier door bewogen. Deze ervaring brengt je ergens, waar je nooit zou zijn geweest als je op dat moment aan het tuinieren of winkelen was geweest. Bij een bepaald inzicht over je eigen leven misschien. Bij een gedachte, of iets dat je iets scherper ziet. Een bepaald perspectief op je leven. Misschien heb je zin om iets te doen of om iets te bespreken met iemand.

– Waar brengt dit jou?

– Hoe ga je hier straks een beetje anders weg dan hoe je gekomen bent, als mens?

Wanneer de mensen in de cliëntpositie luisteren naar hulpverleners die zo met elkaar reflecteren, dan roept dit bij hen vaak nieuwe woorden, beelden, herinneringen op, en voeling met wat ertoe doet voor hen.
Zij voelen zich niet beoordeeld of ‘be-interpreteerd’ maar eerder dat ze een kleine (of niet zo kleine) maar reële invloed gehad hebben op de mensen die naar hen geluisterd hebben.

Misschien ervaren zij de hulpverleners als getuigen van hun waardigheid, vitaliteit en bestaan, en ervaren zij zo ook zelf hun waardigheid, vitaliteit en bestaan.

Zo gebeurde ook in de workshop in Utrecht.
En dat bracht ons wat meer tot onszelf.

 

Johan Van de Putte

PS Je kan meer lezen over het hoe en wat van de getuigen-praktijken in ‘Narratieve therapie in de praktijk’:

PS Wil je een workshop volgen over ‘Extra ogen in therapie: getuigenpraktijken’, dan moet je www.narratievetherapie.nl of www.narratievetherapie.be in de gaten houden.

 

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info