Hoe kan je als therapeut je eigen voorstellen en ideeën inbrengen en tegelijkertijd je gesprekspartner veel ruimte geven voor haar/zijn eigen ervaring?

Twee tips.

Tip 1: Leg in niet-pretentieuze termen uit wat de bron is van je idee.

Voorbeeld.

Ik heb ooit een boek gelezen over depressie van een meneer Williams. Hij schreef dat […]. Wat denk jij daarvan?

Of:

Ik heb ooit een dag les gehad over angsten en hoe je mensen kan helpen met angsten die echt hinderlijk zijn. De lesgever had een potje met spinnetjes mee zodat wij konden oefenen. Zijn aanpak was […].

Versus:
* Bij depressie is het belangrijk dat …
* De beste aanpak van angsten is …

Als er verschillende benaderingen zijn, kan je dat gewoon zeggen.

En als er controverse bestaat: ook.

Sommige collega’s vinden dat je mensen die gecontroleerd willen leren drinken, gewoon kan proberen helpen daarbij. Makkelijk is het niet maar sommige mensen slagen erin. Ik heb ook collega’s die daar niet in geloven. Alcoholprobleem? Volledig stoppen. Punt. Wat denk jij?

Leg in niet-pretentieuze termen uit wat de bron is van je idee.

Waarom?

Je plaatst je gesprekspartner in een positie die minder ‘minder’ is.
Je plaatst jezelf niet in een positie die ‘meer’ of ‘hoger’ is dan gepast.
Je bent – met al je opleiding en ervaring – ook gewoon iemand die ideeën opdoet door contact met mensen en boeken.
Je drukt op deze manier uit dat jouw kennis geen universele kennis is, maar particuliere: vanuit een particuliere bron op een bepaald moment in de tijd.
Geen te grote claims.
Zo wordt het makkelijker voor je gesprekspartner om er het zijne van te denken. En dat ook uit te drukken.
Je bespaart jezelf misschien een stuk schaamte/spijt later wanneer je ontdekt dat een van de waarheden die je verkondigd hebt, gebakken lucht was.
Of te ongenuanceerd.
Of te weinig kritisch bekeken.

Psycho-ideeën

Ik heb aan mensen met psychose-diagnoses ‘psycho-educatie’ gegeven.
Psycho-educatie tussen aanhalingstekens.
Aanhalingstekens want de term ‘educatie’ suggereert dat iets 100% waar is en dat het gewoon een kwestie is van de mensen dit bij te brengen.
(We zouden het beter ‘psycho-ideeën’ noemen.)

Enfin, ik heb mensen oa verteld dat ze best levenslang medicatie namen.
Ik vergeleek het met diabetes-patiënten die insuline moeten spuiten.
Psychose zou hersen-schade geven. Mensen die stoppen met hun medicatie worden zieker.

Toch? Tja…

Jaren later las ik ‘ Anatomy of an Epidemic ’ van Robert Whitaker.
Ik las daarin dat de vergelijking met diabetes-patiënten in de farma-geschiedenis een standaard truuk is, ook voor medicamenten die later bijzonder schadelijk bleken.
Ik las over studies over hersenschade die het gevolg is van het langdurig nemen van antipsychotische medicatie.
Ik las een andere verklaring voor het zieker worden na het stoppen van medicatie.
Jaren later las ik over de Finse ’Open dialogue’ benadering van mensen die met psychotische toestanden te maken hebben.
Dat ze terughoudend omspringen met antipsychotische medicatie.
En dat mensen prima herstellen.

Als ik terugdenk aan wat ik die jonge mensen gezegd heb, voel ik me beschaamd.
Beschaamd dat ik te sterk geloofd heb wat ik hen verteld heb.
Beschaamd dat ik zo zeker van mijn stuk was.
En zo gesproken heb.

Ik had moeten zeggen:

Op dit moment geloven veel psychiaters en psychologen en psychiatrisch verpleegkundigen dat …

Of:

Als het gaat over psychose, is het nu mode om te zeggen […]’.

Dus: Leg in niet-pretentieuze termen uit wat de bron is van je idee.

Bron

Michael White heeft me geïnspireerd tot het ontwikkelen van deze voorkeur.
Er is bijvoorbeeld een leuk interview met met hem waar hij het heeft over de pretentieuze versus de niet-pretentieuze opstelling. Ik heb erover geschreven in ‘ Vragen om aan je indruk-wekkende (psychosociale) hulpverlener te stellen ’.

Tip 2: Vraag hoe jouw idee aankomt.

Wat roept jouw idee/voorstel op bij de persoon (cliënt)?
Wat raakt een snaar bij haar?
En: hoe komt dat?
Op welke persoonlijke ervaringen gaat dit terug?

Hard choices, easy life. Easy choices, hard life.

Voorbeeld.
Je gesprekspartner (cliënt) worstelt met een angstprobleem.
Je geeft uitleg over therapeutische exposure.

Therapeut: Bedankt dat je zo geduldig geluisterd hebt. Nu ben ik nieuwsgierig: zat er iets in mijn uitleg dat jou iets zei? Dat een snaar raakte?
Siegfried: Toch wel.
Therapeut: Wat precies?
Siegfried: Gewoon… van tegen de angst ingaan en zo. Dat klopt wel, denk ik.
Therapeut: Dat zei jou iets? Je kan erin komen dat tegen de angst ingaan angst kleiner kan maken?
Siegfried: Toch wel.
Therapeut: Hoe komt het dat jij daar in kan komen? Heb jij daar ervaring mee?
Siegfried: Ik train al enkele jaren in een fitnessclub: kracht en cardio. Maar ik heb er lang over gedaan om de eerste stap te zetten. Ik was gewoon bang.
Therapeut: Waar was je bang voor?
Siegfried: Mijn dunne armpjes en beentjes.
Therapeut: ?
Siegfried: Ik was bang dat ze me belachelijk zouden vinden.
Therapeut: Wat heb je dan gedaan?
Siegfried: Gewacht.
Therapeut: Tot?
Siegfried: Tot ik het durfde.
Therapeut: Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
Siegfried: Ik besefte dat die schrik nooit zomaar ging weggaan. En ik had iets gelezen. Nu herinner ik me dat: ‘Hard choices, easy life. Easy choices, hard life’.
Therapeut: Wat wil dat zeggen?
Siegfried: Als je de makkelijkste weg kiest, dan heb je daar slechte gevolgen van. En als je nu kiest voor de moeilijke weg, dan heb je het later makkelijker.
Therapeut: Hoezo?
Siegfried: Bijvoorbeeld dat het makkelijk is om junkfood te eten maar dan heb je later last van hoge bloeddruk en overgewicht. En dat het lastig is om gezond te eten maar later heb je daar dan goeie effecten van.
Therapeut: Ik snap het. Dus jij wou gaan fitnessen en je was bang om daar binnen te gaan en je las dat van die hard choices? En dan?
Siegfried: Dan heb ik een knop omgedraaid en ik ben met een bang hartje die fitness binnen gegaan. Met een belachelijk sportbroekje en t-shirt.
Ik ben blijven gaan. Drie keer per week.
Therapeut: Wat gebeurde er met de angst?
Siegfried: Niks.
Therapeut: Hoezo?
Siegfried: Ik bleef bang. Maar dat is beginnen veranderen. Ik denk dat dat geleidelijk gegaan is. Want op een dag besefte ik: ’Tiens, ik ben niet meer zo bang’.
Therapeut: Wat is de link met mijn uitleg over blootstelling?
Siegfried: Dat ik dat gedaan heb met die fitness. Dat was … blootstelling, toch?
Therapeut: Ik snap het. Ja, dat klopt. Eigenlijk heb jij daar een soort blootstellingstherapie gedaan. Wat ik interessant aan jouw verhaal vind, is dat de angst geleidelijk naar de achtergrond gegaan is. Het was geen quick fix.
Siegfried: Zeker niet.
Therapeut: En ook dat jij tot het besef gekomen was dat de angst niet zomaar ging weggaan. En dat je ’hard choices’ kon maken… Vind je het een goed idee dat we samen bekijken hoe je deze aanpak ook zou kunnen uitproberen op de angst om […]?

Je nodigt je gesprekspartner uit om woorden te geven aan haar eerste reactie.
Je nodigt haar uit om die eerste reactie te plaatsen in haar geschiedenis.
En je faciliteert haar om hier – al vertellend – betekenis aan te geven.

Waarom?

Het gesprek maakt associaties wakker tussen de voorgestelde ideeën en ervaringen van de cliënt.
Misschien gaat die door dit gesprek de ideeën van de hulpverlener als minder levens-vreemd ervaren.
De externe, ‘vreemde’ ideeën krijgen vertrouwde, ervarings-eigen aspecten.
Acties die de therapeut suggereert, blijken te passen bij eigen acties of reflecties.
De drempel om actie te ondernemen in de lijn van de voorgestelde actie wordt zo lager.
Eventueel.
Misschien kan men nu ook makkelijker beroep doen op vaardigheden waar men eerder beroep op gedaan heeft.
(Als de persoon uitgenodigd wordt om te spreken over hoe die vroeger gedaan heeft wat die gedaan heeft.)
Het ondernemen van actie volgens de suggestie van de therapeut is niet meer louter volgzaamheid. Het bouwt verder op eerdere acties en op eigen inzichten.
(Als de persoon uitgenodigd wordt om woorden te geven aan die inzichten.)

En als bij de persoon (cliënt) nu een pijnlijke snaar geraakt wordt?
Of een sceptische?
Da’s ook prima.
Dan kan je ook ineens verkennen op welke ervaringen dit teruggaat.
En dan is het voor iedereen duidelijk dat de therapeuten-ideeën niet aangekomen zijn als verhoopt.

Bron

Alweer Michael White.
(In Maps of Narrative practice  of Narratieve therapie in de praktijk)
Hij heeft een therapeutische praktijk ontwikkeld waarbij hij ‘getuigen’ uitnodigde om te komen luisteren naar een therapeutisch gesprek.
Luisteren met een open hart en open geest.
En hij interviewde hen dan in het bijzijn van de cliënt.
* Wat hen geraakt had?
* Wat voor beelden of indrukken dat bij hen opgeroepen had?
* Welke herinneringen gewekt waren?
* Waar het getuige-zijn hen gebracht had?

Vriendelijke groeten,
Johan Van de Putte

PS Ik heb een eerste gespreksgids in de aanbieding: je kan hem hier kopen (en dan krijg je een download-link).

 

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info